Maneschijn, wolkeloze nachten. Een kakkerlak trippelt over de houten vloer van de slaapkamer.
Ik vertrap ‘m met de onderkant van mijn blote voet. Uit de geelkleurige plas verschijnen twee nieuwe kakkerlakken. Ik gil en spring. Omhoog. Naar de maan. Ik land op het koude oppervlak in een krater. Haal een zonnebril uit mijn groen geruite handtasje en zet ‘m op. De aarde straalt. Blauwe lasers. Vuurwerk spat uiteen. Poef! Een deur gaat open en Fred Emmer loopt op mij af.
‘Zou je niet eens wakker worden, meisje?’ Hij geeft een aai over mijn bol.
‘Dan moet ik nu weg, het journaal verzorgen, de maanmannetjes zijn daar erg pietjes precies in’. Fred stapt in een doorzichtige bol en glijdt weg, naar de studio.