Hank en Kittekat

Toneelspel

De maandag begon hoopvol met een enorme zak snoepgoed op mijn bureau. Hoewel ik nog ergens vorige maand had aangekondigd dat het nu echt afgelopen was met alle bounties en chocoladenootjes, wat mij betreft. Collega M. keek beteuterd maar zou mij volgen in snoep verstandig, eet een geschraapte wortel. Dit is natuurlijk niet vol te houden.

Collega J. zag dit al aankomen, vandaar de nieuwe suikervoorraad. Goed gemutst bereidde ik een moeilijk overleg voor. Iemand van die en die afdeling voelde zich gepasseerd door mijn handelen. Waarom er dan direct een schreeuwmail verstuurd moet worden naar duizend andere mensen, is mij een raadsel. Iets met lange tenen.
Enfin.

Tijdens het overleg paaide ik hem wat met chocolarepen en gaf hem cappuccino in een mooie nieuwe roze hemamok. Mietje, dacht ik ondertussen tevreden. Mijn mobiel ging af. Ik nam op, in de veronderstelling – hoe naief – dat het vast het Nuonmeisje zou zijn die mij blij ging maken met een aanzienlijke terugstorting van teveel betaald energiegeld van mijn oude huis in Utrecht. Een labmeneer van het Utrecht Medisch Centrum sprak tot mij. De juridische termijn verstreken, eind dit jaar. Het zaad van Ralph, ontdooien. Officieel maken, met een briefje. Ik schreef netjes zijn naam op en het adres. Ik hing op. En ging weer zitten. Omschakelen, omschakelen. Ik drukte een knopje in en praatte verder over de belangrijke dingen van nu. Het overleg eindigde ontspannen. Iedereen weer tevreden.

Ik was ineens zo moe. Ik pakte mijn tas in en liep weg, ik wilde koken. Iets lekkers. Voedsel, voedzaam. Heilzaam. De trein was vol met mensen, met elkaar aan het praten, met vol bepakte koffers. Iemand luisterde naar een klassiek concert op de I-pod, hard. Bekkens, pauken, violen. Mijn gedachten kregen geen houvast. Ik voelde verdriet en afwezigheid. Een reizigster kwam recht tegenover mij zitten. Ze haalde uit een zak een wokmaaltijd en een flesje bier. Met twee houten stokjes begon ze de stinkende vieze meeldraden weg te kauwen. Tergend langzaam. Ik stond op. Op zoek naar lucht. Toen de trein in Amsterdam stopte hield een jongen mij tegen. Jij bent toch Eva? Nee, sorry. Oh, jammer. Ik beende weg. Buiten voor het afgezette gedeelte van het station stonden drie jongens relaxte loungeachtige jazz muziek te maken. Iemand klapte ritmisch mee. Een oude meneer op vouwfiets zonder licht schreeuwde tegen een agent dat dit belachelijk was, belachelijk. Ga toch echte criminelen tegenhouden! Ik moest lachen. Om het toneelspel.

Het was een bevrijdende lach.