Wakker worden met een woestijndorst, dat is lang geleden. Na wat woelen besluit ik om maar eens op te staan. Koffie. Gebakken eieren. De works.
Maar de kater blijft gezellig rondhangen. Dat is lang geleden, hè Hank, zeg ik tegen Hank die inmiddels weer in bed ligt met zijn eigen kater. Vroeger voelden we ons elke zondag zo, moppie. Dat is waar. De verliefdheid gaf ons vleugels gemaakt van wijnbladeren.
Ik ga onder de douche staan. Warme druppels langs mijn lijf. Katers houden niet van water. Wat frisser loop ik naar buiten. De zon in, op zoek naar een snackbar. Doe maar twee patat, twee kroketten, een bounty en twee frikandellen. Ik snuif de frituurlucht op. Heerlijk. Op de tv in de hoek een programma over een geheimzinnige planecrash die pas tien jaar later opgelost werd door een samenloop van omstandigheden. Ik kijk naar de piloot. Ik denk aan Hank. Voel ineens de leegte zonder hem. De zinloosheid van het bestaan van een Kittekat zonder haar Hank. Ik zou de stuurknuppel een flinke hengst naar beneden hebben gegeven en met een glimlach de naderende grond op mij af zien komen.
Samen eten we alles op. Met halve ogen kijken we naar The Devil wears Prada. Topfilm. Alleen het einde is belachelijk, volkomen ridicuul. De hoofdpersoon maakt de metamorfose van blauw trui meisje naar meisje met kledingsmaak waarna ze zich realiseert dat het juiste paar schoenen toch niet het belangrijkste is in het leven. We draaien met onze ogen. Duh. En gaan weer verder met ons luie zondag, samen op de bank. Zo maar eens een hamburger scoren, zegt Hank.
Heerlijk.