Hank en Kittekat

Het weer

Het weer bleef zeurderig. Te koud voor de tijd van het jaar en aldoor te veel wind. Af en toe leek het of de zon door ging breken. Grote donkere wolken deden alle hoop op vroeger tijden vervliegen. Telkens weer. Zo zou het blijven. Het weer was voorspelbaar geworden.

De uitdrukking ‘alles went’ ging niet meer op. Natte koude tocht went niet. Het klimaat, ooit, dankzij de heerlijke afwisseling van pracht- en kloteweer, de dagelijkse aanleiding voor een gesprekje met de bakkersvrouw, was verworden tot een grijze, betonnen wolk, een cel van koude, natte lucht. Schaamtevol hield men de mond. Een hoofdknik volstond om een bak shjlop te bestellen. Meer was er toch niet meer.

“Het gaat helemaal fout in dit land!”
En het volk juichte.
“Ze hebben er een puinhoop van gemaakt!”
En het volk juichte.
“Dat valt toch wel mee, hoezo dan?”
En het volk schreeuwde “Houd je smoel, mietje!”
“Weermannen zijn achterlijk!”
En het volk juichte.

Wat was het volk blij. Er leek iets te gebeuren. Er mocht ineens weer geschreeuwd worden. Meningen hoefden niet meer te kloppen. Een ander, die kutweermannen, de schuld geven van je eigen, zelfs van alle ellende was bon ton. De zon leek te schijnen. Het volk, manisch ineens, lette niet op de wolken aan de einder.

Het begon met wat ruiten bij het KNMI die ingegooid werden. Stilletjes werd het her en der afgekeurd. Een molotovcocktail bij Meteoconsult. Het gefluister verstomde. Piet Paulusma werd in koelen bloede doodgestoken. Een hysterische massa bestormde de weerdiensten en het mediapark en slachte iedereen af. Het dorp De Bilt werd met de grond gelijk gemaakt.

Het weer bleef zeurderig. Men dacht terug aan de seizoenen. Aan de afwisseling. Aan de heerlijke onvoorspelbaarheid. Men keek naar buiten, huiverde en nam schaamtevol nog een hap shjlop.