Goed, diepe zucht, ik trek even mijn das recht. Oh nee, ik heb helemaal geen das om. Hmmmmm. Die zin laat ik weg, dat is een tweede zin. Ik wilde er maar één.
Goed, diepe zucht dus en ik trek even mijn das recht. Hoewel, éven? Dit is de eerste keer dat ik zo’n strop om mijn nek heb. Waarom is er op dit soort momenten dan nooit iemand in de buurt die weet hoe dingen moeten? Dat even duurt verdomme al een half uur. Hoe doen die pakken dat toch elke ochtend voordat ze zich naar kantoor slepen?
Doorgaan nu. Dit moet gewoon lukken. Ik heb al veel te lang niks van mij laten horen. Waarom komt ze dan ook met zo’n idiote eerste zin? Ik had het kunnen weten. Ik heb het me voorgenomen. Zes alinea’s.
Doorgaan nu. Dit moet gewoon lukken. Ik heb al veel te lang niks van mij laten horen. Jubilea. Ze kunnen me eerlijk gezegd gestolen worden maar het is, blablabla, jaja, een goede gelegenheid om weer eens wat te lobbyen voor de goede zaak. De goede zaak? Míjn goede zaak. Godverdomme. Er mag wel weer eens wat extra geld in dat potje voor idiote luxeartikelen. Jezus wat is dat bedrijf ineens groot geworden. En zo officieel. Stelletje eikels.
Dit gaat goed zo. Nog maar twee. Vragen om een eerste zin is natuurlijk vragen om problemen. Zo’n zin kan ik veel beter zelf verzinnen de volgende keer. Maar goed. Nog ééntje.
Dit gaat goed zo. Nog even twee uur lullen straks. Over zaken, ontwikkelingen in de branche, over de vrouw, de kinderen als ze dat echt willen. Klussen er uit slepen. Champagne slempen. En dan eindelijk, zes uur na het eerste geworstel, na al dat geslijm en gelul, die vervloekte stropdas af!