Hank en Kittekat

De bouwvakkers

Bouwvakkers. Boeiende gasten. Fijne conversaties.

Ali ramt een stellage in elkaar. Op mijn dakterras. Tattoeman met onvervalst Rotterdams accent levert commentaar. Tussendoor fantaseren ze over het winnen van de postcodeloterij.
“Nou Ali, dan ben ik hier niet meer, hoor. Dan koop ik een huissie, een auto.”
“En de rest beleggen.”
“Ja, daar moet je wel verstand van hebben, hoor.”
“Dan huur ik zo’n mannetje in, zo’n beleggingsmannetje.”
Ali ramt weer verder.
Tattoeman gaat op zoek naar oogjes en haken.
“Kek dan, lekker bedje daar!”
Tattoeman ontdekt dat er iemand op ligt.
“Hallo, heb je een daggie vrij ofzo?”
“Neen, ik ben nog even werkeloos.” En ik ram wat harder op mijn laptop, tattoeman negerend.
Godverdegodver, oprotten nou. OPROTTEN.
Tattoeman begint luid zingend te boren.
Achja.

  1. Oh god. Hij begint nu weer een praatje met me. Of dit koop of huurhuizen zijn. Want hij vindt het maar een rommeltje hier. De TYFUS voor je, lul.
    Ha. Het concept negeren begint eindelijk door te dringen. Hij druipt af.

  2. Weer last van die godverdomde stinkarbeiders? Stelletje klootzakken. Vind je het gek dat het een rommeltje is, lul? Jullie staan de hele dag te blubberen op het terras.
    Misschien is het een idee om vannacht die stellage eens te saboteren?

  3. Uitstekend plan. Tattoeman mag van mij wel met een nekbreuk worden afgevoerd.

  4. Ik kan nu alleen nog maar rustig op het terras hangen in een burka. Maar ik heb geen burka. Godver! Ik heb geen burka.